“De gedachte dat er een conflict bestaat tussen wetenschap en geloof is een laatmoderne mythe, zorgvuldig gecultiveerd door hen die graag de suggestie wekken dat Godsgeloof irrationeel is. Geen enkel wetenschappelijk resultaat is namelijk in strijd met de overtuiging dat God bestaat en de wereld schiep.”
Emanuel Rutten:
“Hetzelfde geldt voor alle overige kernovertuigingen van bijvoorbeeld het christendom. En dan hebben we het natuurlijk niet over kwesties die niet wezenlijk zijn voor het christendom, zoals de leeftijd van de aarde, of het al dan niet stilstaan ervan.
Zo is het niet lastig om te laten zien dat de ontwikkelingen in de moderne hersenwetenschappen, in tegenstelling tot wat in veel populaire media beweerd wordt, helemaal niet impliceren dat de vrije wil niet bestaat, of dat bewustzijn niet zonder materieel substraat zou kunnen voorkomen.
Maar het geloof in wonderen dan? Is het superwonder van het christendom, de opstanding van Jezus van Nazareth, niet rechtstreeks in strijd met de wetenschap? Nee, ook dit is niet het geval. Het is immers redelijk om te veronderstellen dat God, als God bestaat, kan ingrijpen in de schepping. God hoeft hiervoor geen natuurwetten te doorbreken. De natuurwetten geven aan hoe de kosmos zich gedraagt zolang God niet ingrijpt, en kunnen daarom Gods ingrijpen in de kosmos niet uitsluiten. Geloof in de opstanding is dus geenszins in strijd met de fysica.
Dat God in de fysica geen rol speelt is bovendien precies wat een theïst verwacht. De natuurwetenschap gaat immers over de immanente werking van de kosmos en niet over de buitenkosmische schepper ervan. De natuurwetten verwijzen zelf dus inderdaad niet naar God, zoals Thomas van Aquino ons in de 13e eeuw al wist te vertellen.
Veel van de grootste wetenschappers aller tijden zagen dan ook geen conflict tussen de wetenschap en hun geloof in God. Denk in dit verband alleen al aan Kepler, Leibniz, Newton, Faraday, Maxwell, Mendel, Planck en Heisenberg. De lijst van gelovige wetenschappers is lang, heel lang.
Nu zou tegengeworpen kunnen worden dat geloof en wetenschap alsnog met elkaar in conflict zijn omdat het irrationeel is om uitspraken over de aard van de werkelijkheid te geloven die niet door wetenschappelijk onderzoek bevestigd zijn. De onderliggende veronderstelling is blijkbaar dat alleen wetenschap een legitieme bron van uitspraken over de werkelijkheid is. Deze aanname wordt veelal sciëntisme genoemd. Sciëntisme is echter zelf geen resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Wie dus sciëntisme aanneemt, heeft een goede reden om sciëntisme direct weer te verwerpen.
Er is zelfs een diepe harmonie tussen wetenschap en Godsgeloof. Zo zijn veel rationele argumenten voor het bestaan van een persoonlijke schepper deels gebaseerd op premissen die juist ontleend zijn aan wetenschap. Denk bijvoorbeeld aan het bestaan van universele en stabiele natuurwetten, het inzicht dat de kosmos een absoluut begin heeft gehad, de opmerkelijke elegantie en effectiviteit van wiskunde als beschrijvingstaal van het universum, en de opvallende fine-tuning van de kosmos. Bovendien maken veel Godsargumenten gebruik van allerlei moderne ontwikkelingen in de modale logica en formele merelogie. Als het gaat om het rationeel argumenteren voor het bestaan van God, is de wetenschap dus een vriend en geen tegenstander. Dankzij de wetenschap is de rationele casus voor het bestaan van God tegenwoordig sterker dan ooit. Het zal waarschijnlijk nog wel even duren voordat dit besef ook in Nederland doordringt, dat zoals vaker ook op dit thema achterloopt bij ontwikkelingen in het buitenland, en dan vooral de VS.
Maar we kunnen toch niet volhouden dat de evolutietheorie harmonieert met het theïsme, zal men misschien willen tegenwerpen? Ook dit berust op een misverstand. In de eerste plaats is evolutie compatibel met theïsme. God kan immers worden begrepen als de oorsprong van het proces van natuurlijke evolutie als zodanig. God is de schepper van een zich evoluerende kosmos. Hier treedt geen enkele logische tegenspraak op.
In de tweede plaats treffen we overal in de natuur doelgerichtheid aan. Daar waar deze doelgerichtheid kan worden verklaard door mentale veroorzaking van een bewuste intentionele actor, is er weinig aan de hand. Maar hoe dienen we het optreden van doelgerichtheid te verklaren wanneer er helemaal geen sprake lijkt te zijn van zo’n actor, zoals bijvoorbeeld in het geval van een mier die werkt, een bloem die bloeit of een boom die groeit? Hier schiet de evolutietheorie ons te hulp. De evolutietheorie is immers in staat om dit soort vormen van doelgerichtheid restloos mechanisch te verklaren, dus zonder een beroep te hoeven doen op allerlei vermeende in de natuur werkzame mysterieuze machten, vitalistische krachten of essentialistische wezensvormen. En dit is goed nieuws voor het theïsme. Zonder de evolutietheorie zal het spreken over dergelijke machten, krachten of vormen immers kunnen terugkeren in het menselijk denken over de natuur. De natuur zal dan opnieuw gesacraliseerd worden, wat afbreuk doet aan Gods heiligheid. Kortom, de evolutietheorie past prima bij een theïstisch wereldbeeld precies omdat het een sacralisering van de natuur voorkomt. Een aanval op de evolutietheorie is daarom feitelijk een aanval op het theïsme zelf.
Daarnaast vormt Godsgeloof een uitstekende grond voor de overtuiging dat de kosmos een rationele orde heeft die door ons succesvol onderzocht en gekend kan worden. Het universum is intelligibel. Deze overtuiging is cruciaal voor het beoefenen van wetenschap. Wetenschap heeft immers geen zin wanneer wij niet geloven in de betrouwbaarheid van ons denkvermogen. Het verklaringssucces van wetenschap sluit dus uitstekend aan bij een theïstisch wereldbeeld.
De opkomst van de moderne wetenschap in het Westen kan historisch gezien zelfs voor een heel belangrijk deel aan geloof in God worden toegeschreven. Wie in God gelooft heeft zoals gezegd namelijk een uitstekende reden om te denken dat de kosmos wordt geregeerd door vaste wetten en dat onze menselijke cognitieve vermogens ook in staat zijn om deze wetten te leren kennen. Gelovige wetenschappers begonnen in de 16e eeuw actief de natuur empirisch te onderzoeken om Gods scheppingswerk beter te leren kennen, en juist op die manier God te eren. Bovendien wilde men, in navolging van Francis Bacon, meer grip op de natuur krijgen om iets te doen aan het menselijk lijden. Godsgeloof kan dus een belangrijke inspiratiebron vormen om zich hartstochtelijk met natuurwetenschappelijk onderzoek bezig te houden.
En dat hiervoor de veilige studeerkamer moest worden verlaten om concrete waarnemingen in de natuur te verrichten stond voor velen van hen vast. Als God immers de kosmos uit vrije wil schiep, dan had God ook een heel andere kosmos kunnen scheppen, zodat we met onze redevermogen alleen de natuurwetten van de kosmos niet kunnen achterhalen. En het was juist dit soort van empirisch onderzoek dat de wetenschappelijke revolutie echt op gang bracht.
De mythe dat wetenschap en Godsgeloof tegenover elkaar staan vertroebelt dus het zicht op hun werkelijke onderlinge relatie. Een diepgaand begrip van wetenschap en religie is essentieel om de hechte samenhang tussen beiden te doorzien. Het is dan ook goed om te zien dat de laatste decennia de dialoog tussen geloof en wetenschap een enorme vlucht heeft genomen, getuige het grote aantal academische instituties en tijdschriften dat zich expliciet op een vruchtbare en goed geïnformeerde manier met de relatie tussen geloof en wetenschap bezighoudt. Deze dialoog zal de aankomende jaren doorgaan. Sterker nog, ik verwacht dat zij alleen nog maar belangrijker zal worden.”
Bron: Emanuel Rutten, Wetenschap en religie: harmonie in plaats van conflict, http://filosofie.be/blog
Hoe is deze mythe van wetenschap versus religie en geloof versus rede tot stand gekomen?
Deze mythe bestaat al geruime tijd. De ‘nieuwe atheïsten’, zoals Richard Dawkins, Daniel Dennett en Jerry Coyne hebben afgekeken bij de ‘oude atheïsten,’ zoals Thomas Huxley en John William Draper. Oud en nieuw atheïsme zijn bijna identiek. Filosoof John Gray:
“De meeste hedendaagse atheïsten zijn niet voldoende bekend met de geschiedenis van de filosofie om het feit te erkennen dat ze een licht aangepaste versie van het 19e eeuwse atheïsme hebben doen herleven.” [Bron: Matthew Engelke, Soft Atheïsm, publicbooks.org]
Wat beide groepen verbindt is de kleingeestigheid en de grote voorliefde voor denkfouten. Filosoof Edward Feser heeft er zijn hobby van gemaakt, deze op te sporen en aan de kaak te stellen. Laat de baard van John William Draper groeien en je hebt Daniel Dennett. Scheer die van Huxley af en je hebt Jerry Coyne. Oude wijn in nieuwe zakken dus. Wetenschapshistoricus James Hannam:
“Het idee dat geloof en rede onvermijdelijk met elkaar conflicteren, dankt veel van zijn kracht aan het werk van de negentiende-eeuwse propagandisten Thomas Huxley (1825-1895) en John William Draper (1811-1882). De neerbuigende houding tegenover de Middeleeuwen begon echter al in de zestiende eeuw, toen de humanisten, de intellectuele trendsetters van die tijd, zich als voorvechters van de klassieke Griekse en Romeinse literatuur opwierpen. Ze wezen middeleeuwse kennis af op grond van het feit dat deze omslachtig was geformuleerd en in ‘barbaars’ Latijn was geschreven. En dus hield men op dit materiaal te lezen en te bestuderen.”
“Ondanks de gangbare mening, journalistieke clichés en slecht geïnformeerde historici, heeft onderzoek aangetoond, dat de Middeleeuwen een periode van enorme vooruitgang op het gebied van wetenschap, technologie en cultuur zijn geweest. De christelijke theologie bleek op unieke wijze geschikt om het onderzoek van de natuurlijke wereld aan te moedigen, omdat men geloofde dat deze de schepping van God was. Voordat het gebouw van de moderne wetenschap kon worden opgericht, was er de sterke fundering nodig die in de Middeleeuwen werd gelegd. Zonder de actieve steun van de kerk was dit niet mogelijk geweest.” [Bron: James Hanam, Gods filosofen: Hoe in de Middeleeuwen de basis werd gelegd voor de moderne wetenschap, Nieuw Amsterdam Uitgevers, p.14-15]
Het idee dat de katholieke kerk tegen de ontwikkeling van de wetenschap was, slaat natuurlijk helemaal nergens op. Historicus Michael H. Shank:
“[D]e middeleeuwse periode verwekte de universiteit, die zich met actieve ondersteuning van de paus verder ontwikkelde… Tussen 1150 en 1500 hadden meer geletterde Europeanen toegang tot wetenschappelijk materiaal dan al hun voorgangers in vroegere culturen. Dit was grotendeels te danken aan de opkomst en snelle groei … van de middeleeuwse universiteiten… Als de kerk de wetenschap had willen ontmoedigen of onderdrukken [zoals de vijanden van de kerk zeggen] hebben ze echt wel een kolossale fout gemaakt om de universiteit in de eerste plaats te tolereren, om nog maar te zwijgen over het rechtstreekse ondersteunen ervan.” [Bron: Benjamin Wiker, Worshipping the state, p.318]
Prof. Anthony Esolen:
De zogenaamd ‘duistere’ jezuiten waren zelfs de koplopers in het wetenschappelijk onderzoek van hun tijd.
Waarom wordt deze mythe nu nog altijd gecultiveerd?
Het antwoord is: hoogmoed. Prof Edward Feser:
“De nieuwe atheïst spreekt voortdurend en met veel omhaal over de rede, de wetenschap, bewijsmateriaal, feiten en ‘realiteit gebaseerd’ zijn. Even pertinent en met even luide stem keurt hij dogmatisme, onwetendheid, wensdenken en alles wat alleen maar op ‘geloof gebaseerd’ is af. Verder hekelt hij ‘religieuze’ mensen genadeloos, die zouden volgens hem vleesgeworden voorbeelden zijn van al die ondeugden. Maar het is niet een zorg om de rede of de wetenschap die hem ertoe brengt om dit allemaal te doen. Wat hem echt beweegt, is het plezier dat hij ondervindt aan het idee, rationeel, wetenschappelijk, [important] te zijn. Wat hem geen meter boeit, is wat religieuze mensen nu eigenlijk juist denken. Hij geeft zich dan ook geen enkele moeite om hun ideeën te onderzoeken, maar zal vaak heel wat moeite doen om dit weigeren van onderzoek te rationaliseren. Wat hem beweegt is het zelfgenoegzame plezier dat hij ervaart wanneer hij zich intellectueel en moreel superieur kan voelen ten aanzien van ‘religieuze’ mensen.” [Bron: Edward Feser, Walter Mitty atheism, http://edwardfeser.blogspot.be]
Dat is weer een zeer goed artikel waarbij we de apostel Paulus kunnen citeren : men heeft de schepping meer lief gehad dan de Schepper en daar gaat het om !!
Gods weg is de beste weg!…https://zlj13051967.wordpress.com/2017/04/19/god-is-altijd-geweest-en-zal-altijd-zijn/
Hier moet deze jongen toch een ander gedachtengang tegenaan zetten: lees het bovenstaande, en wat deze jongen te vertellen heeft, en trek dan de conclusie.
Ben van veel wetenschapsvormen goed op de hoogte. Noem ze echter niet op, want dat zou mezelf prijzen, dat mag en kan niet. Weet eigenlijk nog geheel niets, zoals het een jongen betaamt.
Betreffende het heelal: allerlei natuurconstanten heeft God dusdanig op elkander afgesteld, dat er leven mogelijk is.; een geringe wijziging van een van deze constanten maakt aards leven onmogelijk. Zo ook heeft water de geringste omvang bij vier graden Celsius; wordt zij kouder, dan zet zij uit; wordt zij warmer, dan zet zij ook uit. Het onderste laagje water in meren is die vier graden, waar allerlei leven in kan vertoeven zonder te bevriezen. Een wonder Gods zou je dat kunnen noemen.
De evolutietheorie of de creatietheorie aanhangen? Geen van beiden. De creatietheorie gaat dikwijls te kort door de bocht, bijvoorbeeld in de astronomie. De evolutietheorie is ook sterk aan veranderingen onderhevig, ook qua definitie. Maar verklaart nog veel geheel niet: bijvoorbeeld de sublieme schoonheid, tot het bizarre toe, van alles. En de gruwelijke complexiteit, de soortenrijkdom. En slechts als je het oor bestudeert in al haar facetten, dan is dit geenszins evolutionair te verklaren. Waarom zou al het leven al miljarden jaren lang geëvolueerd kunnen zijn? Dat is in strijd met wat astronomen vonden: er ontploffen te veel sterren per pakweg duizend jaar in het sterrenstelsel waarin wij ons bevinden, zodat ons leven niet langer dan pakweg tienduizend jaar kan bestaan; want haar gevaarlijke straling doodt dan àl het leven op aarde. Bovendien hebben er te veel immense natuurrampen (inslagen, vulkanen) plaatsgevonden, dat het leven dat zou overleefd hebben, wat evolutie vereist.
Dan is er nog het geloof, dat we afstammen van de aap. Ach, de wetenschap toont juist in toenemende mate aan, hoezeer de mens van de aap verschilt: onoverbrugbaar door evolutie.
Bovendien wil deze jongen niet hierin geloven. Want indien we geloven, dat we van de aap afstammen, dan sluit dat onze afstamming van Adam uit. Nu, als Adam niet heeft bestaan, dan heeft die ook niet kunnen zondigen. Dan zou deze erfzonde ook niet aan zijn nageslacht doorgegeven zijn. Dan is Jezus Christus voor niets naar de aarde gekomen om de gevolgen van deze erfzonde te verijdelen door Zijn dood èn opstanding. Dan is Jezus dus voor niets gestorven, en zijn wij christenen de ellendigsten aller mensen, daar wij onze hoop op Hem gesteld hebben voor een eeuwig leven.
Dus we kunnen niet èn in Adam geloven, èn in de afstamming van de aap. Zo verloochenen wij het werk van Christus Jezus aan het kruis. Geloof maar mooi in Adam, die ruim zesduizend jaar geleden door God is geformeerd, en uit hem de vrouw. En geloof maar in de zondvloed, dat zo’n vierenhalfduizend jaar geleden plaats vond. De huidige vondsten van die ark op de Ararat (Turkije) doen menigeen versteld staan, wat daarin gevonden is. Dus geen evolutieleer, daar zijn trouwens geheel geen bewijzen voor, slechts cirkelredeneringen vormen die bewijzen.
Wat dan wel? Geen idee, wetenschap op zichzelf legt wel een hoop zaken bloot. Maar daarin is ook dwaling schering en inslag. Bijvoorbeeld in de astronomie: door een hypothetisch inflatiemodel wordt het ontstaan van het heelal bewezen. Dan zijn er die zogenaamde donkere materie en donkere energie. Aannames, die schreeuwen voor verbetering, om daarna verworpen te worden.
Nee, voor mij is wetenschap geen heilige koe, die immers geen tegenspraak duldt. Matigheid is geboden. We moeten de dingen leren te aanschouwen vanuit God Zelf, en Zijn Christus. En dan er stil van worden, in alle eerbied, en Hem verheerlijken voor al het goede dat Hij ons geschonken heeft in goddelijke liefde.